Als ik de laatste knoop van mijn stoere spijkerjackie dicht heb zie ik ‘m pas. Zo’n grote zwarte harige die rustig vanaf mijn buik richting mijn gezicht loopt. In blinde paniek ren ik gillend en zwaaiend met mijn armen naar buiten. 15 was ik en ik moest me niet zo aanstellen van m’n moeder, ze doen namelijk niks…
Ik heb het niet zo op spinnen. Hier thuis probeer ik de schijn op te houden, als er eentje zit pak ik de enorme werkschoen van Kees en vermorzel ‘m schijnbaar koelbloedig… Lieve had er laatst één op haar kamer, die heeft Kees ‘gefixed’, om later te fluisteren ‘hij was echt groot…’. Een paar weken later had ze er nog één, weliswaar een stuk kleiner, maar in haar bed en aanwezig genoeg om haar wederom de stuipen op het lijf te jagen. Het heeft even geduurd tot ze weer alleen naar haar kamertje durfde, maar vooral mijn geruststellende woorden, ‘maar lieffie ze doen echt niets’ in combinatie met de verstrijkende tijd (op een gegeven moment raakt het gevoel op de achtergrond) gaat ze weer rustig alleen naar boven. Ik was dan ook heel blij dat ze er gisteren niet bij was toen ik een enorme gil gaf toen ik zag wat daar toch zat te kriebelen op mijn arm… En dat terwijl het maar een heel klein spinnetje was… zucht.